Parken

Sevilla staat bekend als een stad van parken. De stadsontwikkelaars hadden een vooruitziende blik: ze wilden dat de inwoners van de stad zich konden vermaken in groenzones die bovendien in de hete zomer voor welkome verkoeling zorgen.

Het bekendst is het Parque de María Luisa dat werd aangelegd voor de Spaans-Amerikaanse tentoonstelling in 1929. Het maakte deel uit van het Paleis van San Telmo en werd eerder door prinses Marie-Louise aan de stad geschonken. Voor de tentoonstelling werd het opnieuw aangelegd door de Fransman Forestier. Met een oppervlakte van 400.000 m2 is het de belangrijkste groenzone van Sevilla. Aan de rand van het park, vlak bij de rivier staat een opvallend gebouwtje in roze en geel, de Costurero de la Reina. Het werd door de ziekelijke koningin Maria de las Mercedes gebruikt om zich terug te trekken en kleding te maken. Nu is het toeristenbureau er gevestigd.

Het oudste park is Delicias de Arjona, dat tussen het Parque de María Luisa en de Guadalquivir ligt. Het werd al aan het begin van de 19e eeuw voor het publiek opengesteld. Aan de overkant van de rivier ligt het Parque de los Principes, dat werd aangelegd in 1973. Nog nieuwer is het park El Prado de San Sebastian, een van de laatste open plekken in Sevilla die een parkbestemming kreeg. Het park staat vol jacarandabomen en palmen die zich weerspiegelen in de vele waterpartijen.

Naast het Alcazar liggen de Jardines de Murillo, genoemd naar de schilder Bartolomé Esteban Murillo. Het park is aangelegd in typisch Sevillaanse stijl: palmen, arcades en een overvloed aan bloemen. Ook staan er sculpturen van lokale beeldhouwers.

Ook de Buhaira Tuinen zijn een bezoek waard. Ze horen bij de ruïne van het Buhaira Paleis. Wil je even ontsnappen aan de drukte van de populaire bezienswaardigheden in Sevilla? Bezoek dan deze fraaie parken.